Advent in de Fonteinkerk

I

1 Ik wandel in gedachten
in Gods geboortehuis,
gezegend zijn de nachten
van Kerst, hier ben ik thuis.
Mijn hart vergeet de wereld
van haast en regeldruk.
Hier vind ik Jezus’ kribbe,
geloof is mijn geluk.
3 Een mus heeft nog zijn nestje,
zijn eigen heggentak,
een zwaluw die wil rusten
vindt veilig onderdak,
een leeuw kan zich verschansen –
moet ik mijn God dan zien
in stro van iemand anders,
een stal, zo anoniem?
2 Geen woorden zijn te vinden
dat ik begrijpen zal
hoe God als hemels kindje
moet slapen in een stal.
U Heer, mijn levensadem,
het hoogste woord van God,
vindt minachting op aarde,
moet slapen in een grot.
4 Kom in mijn hart en woon er,
het is geen vreemde plek,
Uzelf hebt mij veroverd,
blijf in mij toegedekt.
Ik ben met ziel en zinnen
geopend, wonderstil.
Kom, wikkel U, Heer Jezus,
in diepten van mijn ziel.
Afbeelding: Het Licht – Dick Westerveld

De tekst van dit lied (Gezang 480 in ons Liedboek) werd in 1732 door een Deense bisschop geschreven. Het lied kende toen nog 11 coupletten. In 1816 werd deze tekst in Zweden gekoppeld aan een Zweedse volksmelodie. Daarna groeide het lied in heel Scandinavië uit tot veruit het meest geliefde Kerstgezang.* De dichter verbaast zich erover dat het kind Jezus op aarde nergens welkom was, en nodigt het kind uit om in zijn hart te komen wonen.
Het lied is een mooi voorbeeld van het “lutherse piëtisme”, een stroming die eind 17e eeuw ontstond als reactie op een dogmatische, wetenschappelijke omgang met geloof en kerk. Het piëtisme pleitte voor een herwaardering van vroomheid en praktisch christendom. Met alle eenzijdigheid van dien: het geheim van Kerst wordt in dit lied beperkt tot het komen van Jezus in het hart van de gelovige. Vergelijk dat eens met het lied “Midden in de winternacht” (Gezang 486), waarin het wonder van de Kerstnacht heel de natuur, heel de schepping verandert. Vrede, niet alleen in mijn hart, maar op heel de aarde!

In de jaren ’80 liep ik mee met alle demonstraties tegen de kernbewapening. Ik meende oprecht dat de vrede op aarde binnen handbereik was, als we als volkeren maar begrip voor elkaar hadden en er samen hard aan zouden werken. Later moest ik ontdekken dat de wereld minder “maakbaar” is dan ik hoopte, en dat we als mens in veel opzichten machteloos zijn. De coronacrisis van onze tijd maakt nog eens extra duidelijk hoe beperkt onze menselijke invloed is.
Een klein beetje piëtisme kan dan ook weleens heilzaam zijn. Wij kunnen de wereld niet naar onze hand zetten, en we lossen de grote problemen van deze tijd niet op. We kunnen wel een onderkomen bieden aan Jezus, die kwam laten zien dat er vanuit liefde veel mogelijk is. We kunnen Hem in ons hart een schuilplaats geven, zodat op die plek de verandering begint. Daarmee laten we de wereld niet in de steek, maar zorgen we voor een plek van rust en vrede te midden van alle onrust en verwarring. Dat klinkt allemaal erg bescheiden en klein. Maar zo is God toch ook begonnen: in een kwetsbaar kind in een armoedige stal.


Namens de beraadsgroep Pastoraat wens ik u en jullie Gezegende Kerstdagen toe!
Ds. Wim Verschoor, wimverschoor@kpnmail.nl

*In augustus 2001 werd dit gezang in de huwelijksdienst van de Noorse kroonprins Haakon en zijn vrouw Mette-Marit gezongen door een zangeres uit Samenland (Lapland). In haar vertolking weet zij zoveel gevoel en geloof te leggen, dat je begint te begrijpen waarom dit lied voor Noren, Zweden en Denen zoveel zeggingskracht heeft. Op YouTube kunt u het fragment vinden via: Mari Boine – Mu váibmu vádjul doppe (Mitt hjerte alltid vanker), 2001

Meer informatie? Vul dan het contactformulier van deze website in

coronajelle koolstra